Begin opstelling schaakbord

Schaakregel boek downloaden

Download nu het schaakregel boek en leer de basis van schaken.

De schaakregels in het kort

Er zijn in het schaakspel zes verschillende stukken, die allemaal op een eigen wijze bewegen.

De koning (K)
Gaat recht of schuin in alle richtingen, maar slechts één veld per keer.

De dame (D)
Gaat schuin en recht, naar voren, naar achter en opzij,  zoveel velden als zij wil.

De toren (T)
Gaat recht, naar voren, naar achter of opzij, zoveel velden als hij wil.

De loper (L)
Gaat schuin, naar voren en naar achter, zoveel velden als hij wil.

Het paard (P)
Gaat een veld schuin en een veld recht, in alle richtingen. Het paard mag als enige stuk over andere stukken heen springen.

De pion mag alleen naar voren. Bij de eerste zet mag hij kiezen tussen één of twee velden naar voren. Daarna mag hij per keer maar één veld vooruit. De pion slaat anders dan hij gaat: een veld schuin naar voren. Een pion die aan de overkant komt verandert in een ander stuk van dezelfde kleur. Hij mag ieder stuk kiezen, maar niet de koning.

Slaan
Een stuk slaat een stuk van de andere kleur, door op het veld van het geslagen stuk te gaan staan. Het stuk dat geslagen is verdwijnt van het bord.

Rokade
Een bijzondere zet is de rokade. Bij deze zet doet de koning twee stapjes naar links of naar rechts in de richting van de toren. Daarna springt de toren over de koning heen en gaat aan de andere kant naast de koning staan.

Doel van het spel
Het doel van het spel is de koning van de andere partij te veroveren.

Beginstand
In de beginstand staan de stukken als volgt:

De witte stukken op de onderste rij van links af: toren, paard, loper, dame, koning, loper, paard, toren. De pionnen staan op de rij ervoor. De zwarte stukken staan net zo aan de andere kant van het bord. Wit begint met spelen.

Met deze regels kun je een partij schaak spelen. Er zijn nog meer regels: kijk die na in ons schaakregel boek.